Je weet waar je over wilt schrijven. Je weet welke tips je wilt geven. Bovendien weet je op welke zoekwoorden er vaak gezocht wordt zodat je die in je tekst kunt verwerken. Je weet wat het doel van je tekst is. Maar dat is niet alles om over na te denken voor je een tekst gaat schrijven. Ook wat betreft de tekst zelf moet je alvast rekening houden met meerdere aspecten. Denk in elk geval na over de volgende punten:
Spreek je je lezer aan met u of met jij?
De manier waarop je je lezer aanspreekt is afhankelijk van de doelgroep. Richt je je op senioren? Dan wordt er waarschijnlijk van je verwacht dat je je lezer aanspreekt met u. Maar richt je je op jongeren? In dat geval spreek je je lezer waarschijnlijk aan met jij. Bij elke andere doelgroep daartussen is het eigenlijk aan jezelf. Spreek je klant aan op de manier waar jij je goed bij voelt. Hoe zou je zelf aangesproken willen worden?
Ga je wel of geen jargon gebruiken?
Voor wie schrijf je de tekst? Wat weet de lezer al? Want de woordkeuze en het gebruik van vaktaal moeten aansluiten bij het niveau van je lezers. Als je lezers beginners zijn is het beter om weinig jargon te gebruiken en de vaktermen die je gebruikt duidelijk uit te leggen. Als je je richt op professionals in je vakgebied is de uitleg van vaktermen waarschijnlijk niet nodig.
Vanuit wie schrijf je?
Schrijf je voor een groot bedrijf? Dan kun je kiezen om te schrijven vanuit het bedrijf in de derde persoon (bijvoorbeeld: ‘Het bedrijf vindt dit…’) of vanuit de wij-vorm (‘Wij vinden dat…’).
Of ben je zelfstandige? Dan kun je ervoor kiezen om vanuit de ik-vorm of vanuit de derde persoon te schrijven. Doe wat goed voelt! Sommigen vinden het ‘vreemd’ om over zichzelf te schrijven in de derde persoon. Ik ook, daarom schrijf ik altijd in de ik-vorm. Bijvoorbeeld: ‘Mijn werkzaamheden als tekstcorrector…’ en niet ‘Bij Tekst en letters werken we…’
Let er vooral op dat je de gekozen vorm consequent gebruikt. Gebruik de ik-vorm en de derde persoon dus niet door elkaar. Dit komt erg verwarrend over.
Daarnaast is er nog een andere optie. Heb je (bijvoorbeeld) een mamablog en wil je herkenning creëren? Dan kun je ook – naast de ik-vorm – bijvoorbeeld ‘wij als moeders’ gebruiken.
Gebruik je je stopwoordjes niet te vaak?
Heb jij een stopwoordje? Waarschijnlijk weet je dat zelf niet, maar iemand anders die jouw tekst leest misschien wel! Grote kans dat je een stopwoordje (te) vaak gebruikt als je je teksten schrijft. Voorbeelden van veelvoorkomende stopwoordjes zijn: ‘misschien’, ‘echt’, ‘namelijk’, ‘even’, ‘dus’, ‘toen, en toen, en’ en ‘ook’. Veel van de stopwoordjes kunnen geschrapt worden zonder dat er iets verandert aan de betekenis van de zin.