Wil jij een betere schrijver worden? Dat kan! De tips in deze blog zullen je niet helpen om binnen een maand een bestsellerauteur te zijn, maar zullen je wel helpen een betere schrijver te worden.
Tip 1. Show, don’t tell.
Deze Engelse uitdrukking kent waarschijnlijk iedereen wel; laat het zien, vertel het niet. Oftewel, schrijf niet ‘het is herfst’, maar ‘de stoep ligt vol met bladeren’. Als je iets vertelt (‘het is herfst’), dan geef je de lezer informatie. Schrijf je ‘de stoep ligt vol met bladeren’ dan wordt dat beeld in de hersenen van de lezer getriggerd.
Tip 2. Schrijf niet wat er niet gebeurt
Vermijd zinnen als ‘ze gaf geen antwoord’ of ‘ze zei niets’. Als je er niets over zegt, dan is het ook niet gebeurd.
Tip 3. Heb niet als doel om een bestseller te schrijven
Schrijf omdat je het leuk vindt, niet omdat je graag een bekende auteur wilt worden of veel geld wilt verdienen met je boek. Zorg ervoor dat je het leuk vindt. Waarom schrijf je dat boek? Als je het manuscript met passie schrijft dan zal dat te merken zijn. Denk bij het schrijven niet aan hoeveel boeken je wilt verkopen en hoeveel geld je ermee wilt verdienen.
Tip 4. Lees boeken
Schrijvers zijn lezers. Goede schrijvers zijn goede lezers. Geweldige schrijvers zijn geweldige lezers. Lees boeken om een betere schrijver te worden.
Tip 5. Vermijd clichés
Zeker op de eerste bladzijde.
Tip 6. Gebruik actieve in plaats van passieve woorden
Dus niet ‘er werd gelachen door iedereen’, maar wel ‘iedereen lachte’. En ook niet ‘de taart is gebakken door oma’, maar wel ‘oma heeft de taart gebakken’. Niet ‘de man is aan het wachten op de trein’, maar ‘de man wacht op de trein’.
Tip 7. Beperk het gebruik van bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden
Geef de voorkeur aan het gebruik van sterke en veelzeggende zelfstandig naamwoorden en werkwoorden, in plaats van dit te benadrukken met extra bijvoeglijke naamwoorden of bijwoorden.
Dus niet: ‘de ster scheen fel naast de maan’, maar wel ‘de ster schitterde naast de maan’. En ook niet ‘de man reed snel naar de winkel’, maar ‘de man racete naar de winkel’. Niet ‘het meisje lachte een beetje’, maar ‘het meisje glimlachte’.
Tip 8. Je hoeft niet alles uit te leggen
‘De tieners liepen naar buiten door de open deur en gingen op het bankje zitten.’ Het is logisch dat de deur open was, dat hoeft er niet bij vermeld te worden. ‘De tieners liepen naar buiten en gingen op het bankje zitten’ is voldoende.
Of: ‘De vrouw sloeg met haar vuist op tafel. “Nee, zo gaan we dat niet doen!” Ze klonk boos.’ De laatste drie woorden zijn overbodig. In de eerdere twee zinnen is al duidelijk geworden dat de vrouw boos is.