De Nederlandse taal is een moeilijke taal, maar er zijn bepaalde fouten die ik als tekstcorrector wel erg vaak tegenkom. Wat zijn veelgemaakte taalfouten? In deze blog geef ik je enkele voorbeelden.
1. dt-fouten
Een van de meest voorkomende fouten in het Nederlands is het verkeerd vervoegen van werkwoorden, vooral bij de tegenwoordige tijd.
Fout: Hij vind het leuk.
Correct: Hij vindt het leuk.
2. Gebruik van “hen” en “hun”
Het onderscheid tussen “hen” en “hun” is een veelgemaakte fout.
Fout: Ik gaf hen een cadeau.
Correct: Ik gaf hun een cadeau.
3. Aaneenschrijven van woorden
Samenstellingen worden in het Nederlands meestal aan elkaar geschreven, wat soms leidt tot verwarring.
Fout: Ik heb een lange afstand relatie.
Correct: Ik heb een langeafstandsrelatie.
4. Gebruik van “als” en “dan”
Vergelijkingen worden vaak verkeerd gemaakt met “als” en “dan”.
Fout: Hij is groter als zij.
Correct: Hij is groter dan zij.
5. Gebruik van “te veel” en “teveel”
De woorden “te veel” en “teveel” worden vaak verkeerd gebruikt.
Fout: Er waren teveel mensen.
Correct: Er waren te veel mensen.
6. Verkeerd gebruik van “die” en “dat”
Het gebruik van “die” en “dat” hangt af van het geslacht en het getal van het zelfstandig naamwoord.
Fout: Het meisje die daar loopt.
Correct: Het meisje dat daar loopt.
7. Verwarring tussen “jouw” en “jou”
Het gebruik van de persoonlijke voornaamwoorden “jouw” en “jou” kan soms verwarrend zijn. “Jouw” is een bezittelijk voornaamwoord, “jou” is een persoonlijk voornaamwoord.
Fout: Ik zie jou huis daar.
Correct: Ik zie jouw huis daar.
Fout: Zie ik jouw morgen?
Correctie: Zie ik jou morgen?
En nee, dit zijn echt niet de enige veelgemaakte taalfouten die ik vaak tegenkom; er zijn er nog veel meer…