Ga naar de inhoud

Tips hoe je je verhaal NIET moet beginnen

  • door
verhaal niet beginnen - achtergrondonderzoek

‘Er was eens…’ lees je als er een sprookje begint. Schrijf je geen sprookje? Dan kun je beter een andere openingszin gebruiken. De eerste zinnen van je verhaal zijn belangrijk, want als de eerste alinea of de eerste pagina tegenvalt, is de kans groot dat de lezer je boek niet verder gaat lezen. Lees hieronder drie tips die ik heb: hoe moet je je verhaal NIET beginnen?

Standaardzinnen

Zoals hierboven is uitgelegd kun je je verhaal beter niet beginnen met ‘Er was eens…’, tenzij je een sprookje schrijft. Ook zinnen zoals ‘Jan werd wakker van de wekker.’, ‘Op een ochtend keek ik uit het raam.’, of ‘Toen ik op zondagochtend wakker werd…’ geven maar een saai begin. (Tenzij je hoofdpersoon écht iets bijzonders ziet als hij uit het raam kijkt. Dus geen sneeuw, maar wel een luchtballon in de voortuin.)

Droom

Begin je verhaal niet met een droom; de lezer weet niet dat de eerste regels niet de realiteit zijn, waardoor de kans groot is dat de lezer teleurgesteld is als hij erachter komt dat de zinnen die hij zojuist gelezen heeft geen werkelijkheid waren. Door te beginnen met een droom geef je de lezer een verkeerde indruk van het verhaal. Bovendien begint daarna het verhaal pas écht, waardoor er voor de lezer twee keer een begin is. Wil je per se met een droom beginnen? Verwerk de droom dan in de proloog.

(Uitgebreide) beschrijving van de hoofdpersoon

Oké, voor kinderboeken geldt soms een uitzondering. Maar begin je roman, thriller of welk boek voor volwassenen dan ook niet met het volgende, of iets vergelijkbaars: ‘Jan woont in Amsterdam. Hij werkt in een restaurant. Jan heeft bruin haar en blauwe ogen. Op maandag is hij altijd vrij.’ Er zijn in de komende bladzijden genoeg mogelijkheden om te laten weten wat de eigenschappen van Jan zijn, en deze kun je op een originelere manier bekendmaken aan de lezer.

Conclusie – hoe moet je je verhaal niet beginnen?

Een lezer moet verrast worden en/of nieuwsgierig gemaakt worden in het begin van het verhaal. Wie is Jan? Waarom heeft hij geen zin om te gaan werken? Een lezer heeft spanning nodig in het verhaal (let op: spanning betekent niet hetzelfde als spannend), de aandacht van de lezer moet gewekt worden. Begin dus niet met cliché-openingszinnen of uitgebreide beschrijvingen van hoofdpersonen of locaties, maar begin met iets origineels.